In de natuurgeneeskundige praktijk is de geschiedenis van het paard van groot belang om de oorzaak van de klacht te achterhalen. Als een paard met een klacht in de praktijk komt, of het nu om een fysiek of gedragsmatig probleem gaat, is de eerste stap het achterhalen wanneer de klacht voor het eerst ontstond en wat de aanleiding was. Als je namelijk de oorsprong van de klacht weet kun je gericht maatregelen en middelen gaan inzetten om dit probleem aan te pakken.
Heel veel paarden groeien helaas niet op in een omgeving en situatie die goed past bij hun natuurlijke behoeftes. Het is belangrijk om je hier bewust van te zijn want op die manier kun je je paard beter begrijpen en ondersteunen. In dit artikel stip ik een aantal veel voorkomende situaties aan die een evenwichtige ontwikkeling van een paard in de weg kunnen staan.
Het afspenen van veulens
Een ingrijpend moment in een paardenleven is het scheiden van het veulen van de moeder. Ik zie ik in mijn praktijk veel klachten ontstaan die hun oorsprong hebben in het te vroeg afspenen van veulens. Op de vraag wanneer je een veulen eigenlijk kan afspenen, is eigenlijk geen pasklaar antwoord op te geven omdat het van veulen tot veulen verschilt.
Bij sommige fokkerijen worden veulens tussen de 3 en 6 maanden afgespeend. Het afspenen onder de leeftijd van 5 maanden is meestal echt te vroeg. Helaas komt het toch regelmatig voor en hierbij spelen financiële motieven vaak een belangrijke rol. 6 maanden is te doen voor de paarden die van nature een zelfstandig karakter hebben, maar voor de wat gevoelige en/of meer onzekere paarden kan dit te vroeg zijn. De natuurlijke afspeen leeftijd bij paarden ligt rond 9 maanden. Op een leeftijd van 1,5 – 3 jaar verlaat een jong paard zijn of haar (familie)groep. En heel belangrijk, dit gaat heel geleidelijk. Bij heel veel paarden gebeurt dit heel abrupt. Van de een op de andere dag wordt het veulen bij de moeder weg gehaald en in een box opgesloten. Het veulen krijgt opeens geen moedermelk meer en mist het contact met moeder en soortgenoten. Dit kan echt traumatisch zijn voor veulens. En natuurlijk geldt dat de veulens met een stevig karakter het redelijk snel te boven zijn maar bij de gevoelige veulens kan dit later tot problemen leiden.
Wat zijn nu de gevolgen van dit vroegtijdige afspenen?
De gevolgen zijn zeer divers en hangen sterk samen met het karakter van het paard. Het geeft paarden heel veel sociale veiligheid als ze zich in een rustig tempo mogen ontwikkelen. Het jonge paard leert enorm veel van de moeder en/of kuddegenoten om zich heen. Het jonge veulen leert grenzen als het wat te brutaal is en het krijgt een hoop liefde en zorg van de moeder, wat de basis is om zich evenwichtig te kunnen ontwikkelen.
Ook heeft het te vroeg afspenen fysiek veel invloed. In moedermelk zitten veel stoffen die het immuunsysteem opbouwen, de weerstand versterken en de spijsvertering en de slijmvliezen van het spijsverteringssysteem opbouwen. Wordt een paard te snel gescheiden van zijn moeder dan loopt het dus fysiek een achterstand op waar het paard de rest van zijn leven last van kan hebben.
Welke klachten zie ik regelmatig in de praktijk bij oudere dieren, die samen lijken te hangen met het op te vroege leeftijd gescheiden worden van de moeder?
Fysieke klachten:
- Maag-darmproblemen omdat de darmslijmvliezen zich onvoldoende hebben kunnen ontwikkelen. Je ziet bij paarden dan een wisselende mest, gevoeligheid voor koliek.
- Immuniteit problemen: jeuk, zomereczeem en/of slechte weerstand.
- Meer eten dan nodig waardoor er overgewicht ontstaat.
Mentale klachten:
- Onvoldoende zelfvertrouwen ontwikkelen. Dit uit zich in: veel angst en willen vluchten onder de ruiter, niet alleen in de wei kunnen staan etc.
- Ook kan het voorkomen dat er juist grenzeloos gedrag ontstaat, zoals: steeds in je ruimte komen, constant aandacht vragen, veel sabbelen en bijten etc.
De ontwikkeling van het jonge paard
Wat essentieel is bij het ontwikkelen van een evenwichtig paard is de manier waarop hij/zij gehouden is. Paarden zijn van nature kuddedieren en het contact met kuddegenoten is dan ook zeer van belang. Indien hij of zij in het eerste levensjaar alleen heeft gestaan, dan kan dit de sociale vaardigheden negatief beïnvloeden en het kan er voor zorgen dat een paard grote moeite krijgt zich aan te passen en zich staande te houden in een kudde.
Een groot deel van de paarden groeit op in een opfok. Ook dit hoeft niet altijd een positieve invloed te hebben. Soms komen paarden met alleen leeftijdsgenoten te staan en net als je kleuters eigenlijk ook niet aan hun lot over kunt overlaten, kun je dat bij jonge paarden ook niet doen. Eigenlijk is het ideaal als een paard opgroeit in een gemengde kudde met zowel ruinen als merries van alle leeftijden en als het even kan een ouder paard met veel overwicht en levenservaring. Hier leren de jonge paarden namelijk enorm veel van.
Ook kom ik regelmatig paarden tegen die vaak verhuisd zijn. Verhuizingen hebben een grote invloed op de ontwikkeling van het paard. Als een paard vaak uit zijn vertrouwde omgeving en bij kuddegenoten weg is gehaald, kan het erg onzeker worden of kan het paard zich steeds meer gaan afsluiten.
Te vroeg inrijden van jonge paarden
Het inrijden en beleren van paarden heeft zowel fysiek als mentaal grote invloed. Fysiek heeft het paard tot een leeftijd van 6 jaar eigenlijk de tijd nodig om uit te groeien zodat hij het gewicht van de ruiter goed kan dragen. Eerder inrijden van paarden kan ernstige schade aan de rugwervels veroorzaken. Houd dit in je achterhoofd als je een 3 jarig ingereden paard koopt. Er kan dus al onherstelbare schade veroorzaakt zijn door het te vroeg inrijden.
Ook mentaal zijn veel paarden pas laat volwassen. Te snel, te vroeg en met te veel druk inrijden heeft dus invloed op de mentale ontwikkeling van het jonge paard. Je kunt een heel lief, goed ingereden paard van 3 jaar kopen dat zich na een paar maanden helaas ontpopt tot een draak. Puur omdat hij totaal nog niet toe was aan de intensieve training. Ze laten het over zich heen komen maar pas later komt het verzet en de angst. Hier moet je als eigenaar mee om kunnen gaan en het in goede banen kunnen leiden.
Wat kun je zelf doen?
Dat de omgevingsfactoren bij het opgroeiende paard niet ideaal waren, wil echter niet altijd zeggen dat het paard daardoor uit balans raakt. Dat verschilt van paard tot paard. Het ene paard kan veel meer hebben als het andere paard. Maar het is wel goed om je te verdiepen in de geschiedenis van je paard. Houd er rekening mee dat als je paard niet de rust en ruimte heeft gekregen om zich evenwichtig te ontwikkelen, dat je hier dan extra tijd en energie in kan investeren om hem weer in balans te krijgen.
Houd hier rekening mee in de training. Misschien is het nodig om weer helemaal bij de basis te beginnen. Indien je tegen fysieke of mentale problemen op blijft lopen, vraag hulp van een professional, zoals osteopaat, gedragstherapeut, natuurgeneeskundige etc. Een natuurgeneeskundige kan helpen om met behulp van homeopathische middelen, bachbloesems en kruiden je paard weer in balans te krijgen. Ook kan een natuurgeneeskundige je helpen om te zien of de levensomstandigheden goed bij de natuurlijke en individuele behoeften van je paard aansluiten en wat je eventueel kunt veranderen om dit meer te laten aansluiten.
Het paard met een geschiedenis met veel belastende factoren heeft vaak meer aandacht, zorg en training nodig en ondersteuning is vaak aan te bevelen. Gelukkig heb ik paarden met een moeizame geschiedenis, met de juiste ondersteuning, toch nog op zien bloeien tot mooie, evenwichtige, klachtenvrije paarden. En daarnaast blijft het belangrijk om je te realiseren dat een paard een omgeving nodig heeft die past bij zijn soorteigen behoeften. Dus voldoende vrije beweging, contact met kuddegenoten en 24/7 bezig kunnen zijn met ruwvoer, zijn basisvoorwaarden voor een gezond en tevreden paard.
Wanda Wolters
Natuurgeneeskundig diertherapeut
Blogs | Vitality4Animals